Auteur: J. Voorberg, 24 mei 2006

RAA ...
Rijksarchief Arnhem, nu Gelders Archief, toegangsnummer (regest nummer)
regest S [nummer]
Heren en Graven van Culemborg, regestenlijst Schilfgaarde, 1949.
Datering
Voor 1700 Juliaans, jaarstijl ("gewone" kalender), na 100 Gregoriaans.
Transcripties
... lezing onzeker
italic in orgineel door afkorting vervangen letters.
Samenvatting
italic benadrukking van naam.

RAA 0370, 5452 (regest S 89)

Met de deels (zwaar) geschonden en drie verloren zegels van de 15 oorkonders. De inkt van een deel van de chartertekst is dusdanig vergaan dat de transcriptie van dat deel tussen # # is geplaatst, en aangevuld door een tussen { } geplaatste samenvatting van de vermoedelijke inhoud.

10 juli 1510

Ick gerit van Beesd, richter in de bancken van Malsen ende Tricht in den lande van bueren, ende wij, Wouter Jansz alert berntsz volken jans; gherit goertsz jan maess gherit alertsz ende jan van zanthen, scepenen inder selver bancken voirschreven, ende wij, macharis van tyell, willem van spithooven [Spythooven], gelis pa[u]w loef van oerd [van Oordt, van Noort], henrick van varzendael, jan die moelre ende maes willimsz als scepen inden bancke van boesichem ende selmoende, bekenne mit desen opene brieff alsoe als jan van kuyck borger tot Culenborch gepant hefft evert loeff voor waerschap van seker jaer voor een camp lants gelegen op malsen in flemynxhoeff die jan van kuyck in voertijden gecoft [gekocht] hef tegen [van?] loeff lambertsz ende geertruyt syn echte wyff die vader ende moeder waeren van evert loeff voorschreven en van mary syn suster,
# na .. verm....en Inholdt .. ... ende brieff die Jan van Kuyck voir ge..an.. off {voor enige jaren} Int recht getoont heft {d.w.z. dat de koopakte enige jaren geleden nog is getoond}. In welke waerschap Jan van Kuyck gebreck v..lt van hans boem ende mary sijn wyff ende soe jan evert loeffs van {wege?} syn pand uyt gedaen he[e]ft ende aen dat recht gecomen syn mit den spracken ende antwoert [= conform de regels der rechtspraak] naer .... syn .... ..sig {maakt?} daer op [waarna] wij Scepen voirgenoemd .ande rechtelick gewesen hebben voer recht dat evert loeff voirsz vertigen [afstaan] sal [aan] Jan van Kuyck voirgenoemd in [=één] derden halve schilt des Jaers naer wij syn segel ende brieff deur af he[e]fft soe sall evert loeff syn kynsdeel daeraff betalen alles sonder argelist #

In verconde der waerheyt soe hibben wij richter ende scepen voirschreven elck onse zegel beneden aen dese opene brieff gehangen. Gegeven int jaer ons here Duijsent vijfhondert ende tien op den tienden dach in julio.

Uitleg:

Jan van Kuyck, wiens grootvader schepen en raad van (de graaf van) Culemborg was, heeft jaren geleden van LoeifLamberts en zijn vrouw Geertruyt een stuk land, gelegen in Flemincxhoeff te Malsen gekocht, en dit land vervolgens verpacht aan hun zoon Evert.
Formele vaststelling hiervan maakt het Jan van Kuyck mogelijk de verstreken jaarpachten [“renten”] op te eisen. De reden voor het expliciet noemen van Everts zuster Mary zal, nu de tekst gewag maakt van Everts erfdeel, vermoedelijk gelegen zijn in de onderwijl reeds gepasseerde boedelverdeling tussen de erfgenamen van de verkopers.

Nader commentaar:

Het betreft hier blijkbaar een zaak die hoog is opgelopen. Het gewicht dat aan deze uitspraak moet worden gehecht wordt weergegeven door het aantal zegelaars, en vooral door het feit dat blijkbaar namens de graaf van Culemborg is geoordeeld dat de onpartijdigheid gediend wordt door ook de schepenen van het naastgelegen gerecht bij het beraad te betrekken en mede te laten zegelen.

Samenvatting van de akte [regest S89]:

Gerit van Beesd, richter van Malsen en Tricht, Alert Berntsz, Volken Jans, Gherit Goertsz, Jan Maesz, Gherit Alertsz en Jan van Zanthen, schepenen aldaar, en Macharis van Tyell, Willem van Spithooven, Gelis Pauw, Loef van Oerd, Henrick van Varsendael, Jan die Moelre en Maes Willemsz, schepenen van Beusichem en Zoelmond, doen uitspraak in de geschillen tussen Jan van Kuyck, burger van Culenborch, en Evert Loeffsz, over een rente uit een kamp land in Flemynxhoeff te Malsen.


RAA 0370, 5455 (regest 2612)

Op sinte Petersavent ad cathedram (21-2-1497)
Laurens Woutersz, tynsrichter namens Mariënweerde, oorkondt dat Dyrck van Zanten Andriesz opdraagt ten behoeve van Johan Jan Berntzoonsz* 13 hont** land onder Trycht, geheeten Bontehont.

Met de (mogelijk deels geschonden) zegels van Laurens Woutersz, tynsrichter, en Dyrck van Zanten.
Het deels geschonden zegel van Dirck van Zanten toont wel een leeuw doch vertoont in het randschrift niet zijn naam, doch de naam Van L[ee]uw!

Opmerking vooraf: De opsteller van deze tekst was wel bekend met de formuleringen zoals deze in akten werden gebezigd, maar had klaarblijkelijk weinig of geen ervaring met het opstellen daarvan. Daardoor zijn in de tekst diverse sporen te vinden die meer op een mondeling relaas (“en toen deed ik dit”) en tijdvolgordelijke beschrijving getuigen, dan van geroutineerde en correcte formulering.
Ernstiger is, dat formeel beschouwt de zegeling volgens het landrecht niet deugt. In plaats van het vereiste aantal getuigen te laten zegelen, zegelt (bij gebrek aan zegelaars?) de verkoper, waardoor het geheel tendeert naar een door de tynsrechter gewaarborgde onderhandse akte. Doch blijkbaar was ieder daarmee tevreden.

Legenda m.b.t. de transcriptie: |= einde regel in originele tekst; / = weergegeven einde van de zin in de tekst.

Ick laurens Woutersz, als een tynsrichter van wegen des Eerdweerdige mijns here gen[oemd] des Abtz end" Cloesters | van Marienweerd" / Indertyt Doe condt en bekenne myt desen brieve dat voir my en den tynsgenote" | nabescreven quam dyrck van zanten andriess [welke] droich op end" gaif over mit syne vryen wille In hande van | my tynsrychter voirsz als in syne hoofs en" tynsgen[oots]- hande dertyen hont lants soe groit end" kleyn als die | gelegen syn op trycht, geheiten die bontekont [bontehont] boven naist gelaat harmen Jansz, benede" dyrck van zanten | voirsz, streckende mytte oversten eynde aen die gemeyn Weteringe, en" mytten nederste eynde aenden Wey | gelaat. End" dirck van zante" voirsz veerteech [> vertyën = afstaan] hyer voirt op In hande" van my tynssrychter voirsz myt | hande", halm end" monde, end" myt alle recht, als vonnysse der tynsgenote" wyesden dat recht was, Doe dyt | aldus geschiet was Rechtewert [het recht waardig = overeenkomstig het recht] doe verlyed" Ick Tynssrychter voirsz Oercond" der tynssgenote" | dyt voirsz lant Johan Jan Berntsss [Berntssz] end" synen erven erfflicken te besitten end" te gebruyke" tot ene rechte | tynssgoede. Jaerlix end" alle Jaer o"me [omme] alsulcke vyertyen stuver, als daer uit te tynss gaen te betalen Jaerlix | allsmen de voirsz tynss schuldich is te betalen op Sunte petere dach Ad Cathedram naden oude hercomen | zoo dat gewoentlike" pleget to weze", beheltlik den tynsheer en" een yegelick syns rechts / End" all" dynck | Sonder Argelist, Daer dyt aldus geschied waerd aen en" over als tynsgenote" myns her" den Abtz end" | cloesters voirsz / als dyrck van zante" voirsz end" Geryt Stevensz end" meer goeden ma"ne [mannen] dis [aldus] oerconde" | hebid wy laurens Wouters tynssrycht" end" dyrck van zante" elck onse segell aen dese brieff gehangen En" | want [daar] Ick Gezyt Stevensz selver gheen segell en heb So heb Ick gebede" henrick meist" [meester] Willemsz deze brieff | over my te bezegele" so heb Ick henrick voirg" [voorgenoemd] o"me [des] bede wyll [wil van] Geryt Stevensz tynsgenoit voirsz mynen | segell mede aen dese brieff gehangen — Gegeven Ind’ Jar" ons her duysent vyerhondert Seven en’ tNege"tich | op Sinte Peters avent ad Cathedram [21 februari 1497].

*) Tussen 1504 en 1511 vermeld als schepen van Culemborg [Archief Heren van Culemborg, regesten]
**) ca. 2 hectare, zijnde éénderde van een halve hoeve, dus vermoedelijk deel van eerdere boedelverdelingen.
1 morgen = 6 hont = 600 vierkante roede = ca. 0,87 hectare.